de podcast bij deze ontdekking
Ik ben in gesprek Amke Klompmaker over het project ‘Van angst naar vertrouwen’ in een kinderziekenhuis. Amke werkt als medisch pedagogisch zorgverlener. Ik leer van haar dat het ‘fijnstoffelijke’ in dit project gaat over heel goed kijken naar het kind. Met elkaar stiller worden zodat de – subtiele – signalen van het kind opgemerkt worden en deze leidend kunnen zijn bij de aanpak bij een ingreep. Met elkaar dezelfde focus hebben, plus een aantal heldere afspraken waar eenieder zich aan houdt, maken dat het makkelijker is om stil te zijn, te kijken, op te merken en te volgen wat nodig is voor het kind.
Met z’n allen de focus op comfort van het kind
Amke: ‘Ik werk als medisch pedagogisch zorgverlener. Het is een brede functie, we begeleiden kinderen tijdens de ziekenhuisopname voornamelijk op psycho-sociaal gebied. Als we het over Prosa hebben dan gaat het over het begeleiden tijdens medische handelingen. Als er angst of spanning is dan komen wij om de hoek kijken. Ik werk hier 5 jaar, en nu twee jaar bezig met de master pedagogiek, ecologische pedagogiek.
Voor mij is mijn deelname aan dit project gestart bij een driedaagse cursus in Maastricht. Met de vraag: hoe kunnen we zoveel mogelijk comfort bieden bij kinderen.
Ik kreeg heel veel energie: wat fijn dat er een ziekenhuis is die zo multidisciplinair hiermee bezig is dat het op de agenda staat.
Dat kunnen wij ook, dacht ik.
Vooral het idee dat we met elkaar hetzelfde doel hebben en dat wat wij vanuit ons vakgebied doen meer gemeenschappelijk te maken in ons ziekenhuis.
Voor mij gaat het over opkomen voor de pedagogische belangen van het kind. Natuurlijk is het logisch dat het medische op nummer 1 staat, maar het pedagogische mag hoger op de agenda. Doordat we daar vanuit verschillende vakgroepen zaten, konden we dat gaan uitdragen.'
Korter lijntje met de artsen
'Ik doe nu dingen anders en dat komt ook door mijn master. Niet zozeer met de kinderen zelf, omdat wij als pedagogische zorg hier al gespecialiseerd in zijn, maar meer in het contact met de professionals om mij heen, zoals de artsen. Ik spreek nu sneller een arts aan, bijvoorbeeld door achteraf te evalueren hoe een medische handeling is verlopen. Het is fijn om daarbij nu terug te kunnen vallen op het project Prosa omdat je daardoor een gemeenschappelijke taal spreekt. Vanuit mijn opleiding heb ik geleerd dat er geen harde antwoorden zijn in het leven. Ieder kind is anders, dus er is geen waarheid, dus sta ik meer open om ook van de arts te horen hoe die ernaar kijkt. De verschillende meningen van anderen zie ik niet meer als aanval, nu vind ik het juist interessant.
Achter de schermen zijn de dingen vooraf al beter geregeld. Van tevoren wordt al met de arts besproken wat de wensen van het kind zijn. Dit zodat we de neuzen dezelfde kant op hebben en van elkaar weten hoe we het gaan doen, hierin nemen wij steeds meer regie als pedagogische zorg.
Het pedagogische staat hoger op de agenda in het gewone primaire proces. Ik vind dat fijn, want ik kan mijn werk prettiger doen.
Ik weet waar we voor staan, namelijk dat het zo fijn mogelijk voor het kind is. Dat is ons vertrekpunt. Natuurlijk loopt dat ook wel eens anders, maar dan heb je het daarover met elkaar.
De beste zorg voor het kind leveren is het doel van ons ziekenhuis. Het is mooi dat het pedagogische daar ook onderdeel van is. We kunnen daar nu veel makkelijker aan refereren, bijvoorbeeld als een arts zegt, ik heb daar geen tijd voor, dan kunnen we zeggen, “maar voor het kind is het wel belangrijk”. '
Toen en nu
'Het grootste verschil is dat als het in het verleden niet goed ging en het kind moest vastgehouden worden, dan vond iedereen dat vervelend en we gingen weer door. Dat slikten we met elkaar. Als dat nu soms toch gebeurt, staan we daarna bij elkaar om te bespreken hoe we dat een volgende keer met een plan anders kunnen doen. Maar vaak komen we daar niet eens omdat we vooraf al zeggen, stop, hier moet iets anders.
Als een kind op de afdeling is, heeft de verpleegkundige vaak als eerste contact met het kind. Je merkt dat de verpleegkundigen steeds beter signaleren of er angst/spanning is en of wij erbij gehaald moeten worden. Vroeger lag dit meer op ons bordje en nu wordt het steeds meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Als wij dan ingeschakeld worden, gaan we naar het kind, kletsen wij met het kind over hoe zij/hij het wil hebben en dan lopen we naar de arts toe om het plan te vertellen. Vroeger werden we gebeld als het kind al in de gordijnen hing van de stress, even extreem geformuleerd, en dan mochten wij met ons toverstafje de boel oplossen.'
Wat werkt volgens jou stress-reducerend?
'Voorspelbaarheid is een van de belangrijkste factoren die stress-reducerend werken. Dat het kind voelt dat het de controle en de regie heeft. De een wil kijken wat de arts doet en de ander juist niet.
Ik gebruik mijn intuïtie en de automatische piloot. Ik vertel als eerste waar ik voor kom, ik kom kletsen en ik kom je helpen, ik ben geen dokter of zuster. Ik zit altijd op ooghoogte en maak eerst laagdrempelig contact, over een knuffel bijvoorbeeld. Als ik zie dat het kind naar de knuffel kijkt als ik het daarover heb, dan weet ik dat er contact is. Sommige kinderen hebben meer tijd nodig en dan praat ik eerst met de ouders.
Ik check wat het kind weet over de medische handeling en wat het al meegemaakt heeft. Als het een vervelende ervaring was, kijk ik of daarover nog iets positiefs te benoemen is, bijvoorbeeld “het is je wel gelukt” of “je hebt het wel gedaan”. Als het kind nog niets weet haal ik het voorbereidingsmateriaal om uitleg te geven, indien het kind hier behoefte aan heeft natuurlijk.'
Hoe gebruik je dan je intuïtie en de automatische piloot?
‘Het is aansluiten bij het kind en in het moment handelen. Om een voorbeeld te noemen, ik kwam bij een kind van twee jaar, ik kende het kind nog niet. Er moest een drain uitgehaald worden. Ik zag dat het kind zich heel erg probeerde te verstoppen bij de ouders.
Ik vroeg, “wil je je eigenlijk verstoppen, wil je het niet zien?” Toen knikte die heel zachtjes en vroeg ik of hij wilde dat we een tent zouden maken waarmee hij met z’n ouders in kon.
“Dan mag je lekker in de tent spelen met pappa en mamma”
Het ging hartstikke goed. Ik had de ouders speelgoed aangeboden om met hem te spelen en de dokters deden gewoon stil wat ze moesten doen. Een stagiaire die erbij was, vroeg achteraf of ik dit vaker zo deed. Nee dus, want dit kwam op omdat ik naar hem keek, dit zag en vervolgens kwam dat idee op.
Dus kijken, kijken, een idee op laten komen en toetsen of dat een goed idee is. Ik zou dat eerder ‘aansluiten’ dan intuïtie noemen. Echt kijken en luisteren.
Ons werk lijkt simpel, dat is die mevrouw die met speelgoed komt. Maar het is observeren en handelen in het moment, met het kind en de ouders. Je merkt dat iedereen de meerwaarde meer gaat inzien van afleiding. In de PROSA trainingen die we geven besteden we hier ook aandacht aan. In de training geven we iedereen een balansvogel die ze op hun vinger in balans moeten houden en tegelijkertijd stellen we ze open vragen. Ondertussen schrijven we iets op hun hand. Achteraf vragen we welke letter op de hand geschreven is. Zo laten we ervaren wat afleiding doet.
Dus we snappen nu met elkaar beter wat werkt voor kinderen en we hebben duidelijke afspraken met elkaar. Bijvoorbeeld ‘één stem’ weet nu wel iedereen. Het gaat echt over bewustwording wat er bij het kind gebeurt.’
Geven de regels zoals ‘‘één stem’ ruimte voor de intuïtie?
Er is meer rust om het fijnmazige op te pakken. Het gaat over stiller worden en dat is heel mooi. Om meer te kunnen kijken en meer op te merken. Voorheen moest ik een soort van vechten om de aandacht van het kind te krijgen, omdat het zo afgeleid werd door allerlei stressoren. Door de aandacht zie je en voel je meer, niet wij alleen, maar juist ook de mensen om het kind heen. Waardoor je met elkaar meer afstemt op het kind. Het kind wordt meer gezien in plaats van de medische handeling. Dus niet “ik kom een infuus inbrengen en ligt de naald al klaar?“, maar “ik kom een infuus inbrengen en hoi kind, hoe wil je dat we dit gaan doen”.
De focus is verlegd naar het kind
Vijf jaar geleden moest ik mijn functie nog uitleggen en nu zien we met elkaar de meerwaarde van ons vak. Vroeger overleden er veel meer kinderen aan hun medische ziekte, toen ging het over leven en dood. Je deed de ingreep om het kind te laten overleven. Doordat de medische wereld steeds beter is geworden in het behandelen van ziektes, zijn er nu veel meer chronisch zieke kinderen dan jaren geleden. Dat betekent ook dat we die kinderen laten leven met wat we allemaal met hen hebben gedaan in al die jaren. We moeten leren om ons opnieuw te verhouden met allemaal chronisch zieke kinderen die nog jarenlang terug gaan komen. Waarbij we niet zomaar een keer kunnen doorpakken, dat kind komt namelijk over twee maanden weer en dat gaat zo jaren door. Dat kind moet het niet alleen steeds meemaken, maar neemt ook al die ervaringen mee in zijn leven. We hebben een hele andere patiëntencategorie met een rugzak aan medische handelingen die ze al hebben meegemaakt, waarbij al angst/spanning heeft kunnen ontstaan. Daarom zien we steeds extremere gevallen en daardoor kunnen we er niet meer om heen.’
De kring wordt groter
‘Er is niet één antwoord en er is geen einde aan het nadenken over hoe we het ‘t beste kunnen doen. Bijvoorbeeld, de ouders moeten we ook betrekken en de verpleegkundigen. Het speelveld wordt steeds groter, vanuit het kind naar het hele systeem om het kind heen. Wij brengen het belang van het kind in een steeds groter speelveld onder de aandacht.'
'Mijn motto is: zie het kind en besef dat er geen absolute waarheden zijn.’
Blogs, interviews, podcasts, kleine en grote ontdekkingen met steeds de verwonderde focus op het tastbaar en toepasbaar maken van het fijnstoffelijke in het dagelijks samen leven en werken...